Waarom dat nu belangrijker is dan ooit
Sinds de komst van ChatGPT zijn we met z’n allen ineens halve tekstschrijvers. Of je nu een LinkedIn-post tikt, een blog schrijft over je vakantie in Toscane of een motivatiebrief voor je schoonmoeder in elkaar flanst: AI staat klaar om je te helpen. Tik een paar woorden, druk op enter en voilà – er rolt een keurig stukje proza uit. Grammaticaal perfect. Lekker vlot. Maar… het mist iets.
Het voelt vaak als een goed geoliede robot die een spreekbeurt geeft over een onderwerp dat ‘m eigenlijk niet zoveel kan schelen.
En dat is precies waar het wringt. Want of je nu schrijft om te informeren, inspireren of gewoon iets van je af te tikken: een goede tekst moet iets van jou bevatten. Een stukje mens. Een vonkje persoonlijkheid. Geen platte opsomming van weetjes die ook prima op Wikipedia hadden kunnen staan.
Dus de vraag waar ik al een tijdje mee rondliep – en waarmee ik inmiddels flink heb geëxperimenteerd – is deze: hoe schrijf je met ChatGPT een tekst die níet klinkt als ChatGPT?
Ik ben er eens goed voor gaan zitten. Ik heb gelezen, getest, teksten herschreven, mezelf voor schut gezet met mislukte prompts, en uiteindelijk ook écht iets gevonden wat werkt. In dit blog deel ik wat ik geleerd heb. Niet als heilige graal, maar als persoonlijke ontdekkingstocht. En geloof me: het was de moeite waard.
Het begint met jezelf
Als je wilt dat ChatGPT iets schrijft wat als ‘jij’ klinkt, dan moet je eerst zelf weten wat je eigenlijk wil zeggen. Klinkt logisch, toch? Toch betrapte ik mezelf er vaak op dat ik maar wat invoerde, zonder duidelijk doel. En dan verbaasd zijn dat de uitkomst zo generiek klinkt als een jaarverslag van de gemeente.
Dus eerst dat doel. Wat wil je echt vertellen? Waarom schrijf je dit stuk? En – misschien wel het belangrijkste – voor wie? Ik merkte dat, zodra ik deze vragen beantwoordde vóór ik ChatGPT iets vroeg, de resultaten ineens veel menselijker werden. Alsof de motor even werd afgesteld op míjn stem in plaats van die van een brave tekstassistent.
Durf gewoon ‘ik’ te zeggen
Veel AI-teksten zwalken een beetje tussen ‘wij’, ‘de mens’, of nog erger: helemaal geen aanspreekvorm. Maar jij schrijft geen handleiding. Je wilt iets delen. En dat doe je als mens nu eenmaal het beste door gewoon in de ik-vorm te praten. Sinds ik dat toepas, voelen mijn teksten veel dichterbij.
In plaats van “AI wordt steeds meer gebruikt in het dagelijks leven”, schrijf ik liever “Sinds mijn pensioen ben ik voorzichtig begonnen met ChatGPT. Eerst om uit te vogelen waar de aan-knop zat, nu om blogs als deze te schrijven.”
Zie je het verschil? De eerste zin is correct. De tweede is mens. Mét knipoog zelfs.
Emotie, twijfel en een beetje chaos
Wat AI-teksten vaak missen, is gevoel. Alles is netjes, strak en vooral: emotieloos. Maar mensen twijfelen, zuchten, lachen om zichzelf, maken fouten en veranderen van gedachten. Als je die grilligheid durft toe te laten in je tekst, dan krijg je iets dat lééft.
Ik weet nog dat ik ChatGPT vroeg om me te helpen met een artikel over ouderen en technologie. Het resultaat was keurig. Té keurig. Alsof ik een folder van een zorgverzekeraar aan het lezen was. Dus ik ging terug en typte erbij: “Laat ook mijn onzekerheid zien. Laat het voelen alsof ik in het begin niks snapte van AI – want dat was ook zo.” En plots begon de tekst te ademen.
Zoiets als: “Toen mijn kleinzoon me ChatGPT liet zien, dacht ik eerst dat het een grap was. ‘Wat moet ik met zo’n robot?’, vroeg ik nog. Maar hij lachte alleen maar en zei: ‘Opa, geef het één kans. Het is net als jij: koppig maar slim.’ En ja hoor – hij had gelijk.”
Het is die aarzeling, dat contact, die zelfspot, die het écht maken. Dat krijg je er alleen in als jij het zelf durft te delen.
ChatGPT is je co-piloot, geen autopilot
Veel mensen kopiëren de eerste versie die ChatGPT oplevert en zijn dan klaar. En ik snap het. Het ziet er goed uit, klinkt prima en je bent binnen vijf minuten klaar. Maar echt – dat is pas het begin.
Zie ChatGPT als de co-piloot die je op gang helpt. Je vraagt een tekst aan, leest het door en denkt: ja… aardig. Maar dan begint het pas. Je herschrijft stukjes. Schrapt woorden. Gooit een grapje in de derde alinea. Vervangt “oplossing” door iets menselijks als “oplossinkje” (want zo praat je nu eenmaal). En opeens heb je iets dat wél klinkt alsof jij het geschreven hebt.
Mijn vuistregel? Lees alles hardop. Klinkt het als iets wat ik in een gesprek zou zeggen, dan is het goed. Klinkt het als een script van een klantenservice-chatbot, dan moet er nog een laagje vanaf.
Durf ruimte te laten voor ‘onvolmaaktheid’
Het meest menselijke aan schrijven is misschien wel dat het niet perfect is. Er mag een woord te veel staan. Er mag een gedachte een beetje afdwalen. Zelfs een spelfoutje (bij voorkeur niet te vaak) maakt het echt.
Ik vroeg ChatGPT een keer om een persoonlijk artikel te schrijven in de stijl van een ouder die net AI ontdekt. Het klonk meteen alsof het geschreven was door een leraar Nederlands die nooit fouten maakt én nog nooit een computer heeft aangeraakt. Dus ik zei: “Doe het opnieuw, maar dit keer alsof iemand van 70 dit vertelt, met een beetje humor, een beetje twijfel, en zonder dat het allemaal perfect loopt.” Het resultaat? Een verhaal waarin ‘ik’ per ongeluk het hele scherm had weggeklikt, AI een “slimme trukendoos” noemde en afsloot met: “Ach, als het werkt, dan werkt het.”
Zo herkenbaar. Zo menselijk. En ineens las ik mezelf erin.
Een klein beetje magie: variatie in ritme
Zinnen die allemaal even lang zijn, klinken als een meetlint. Ze tikken, tikken, tikken – en de lezer dommelt langzaam weg. Maar variatie? Dat houdt het levendig.
Schrijf een uitleg. Dan een korte zin. Misschien eentje van drie woorden. Of zelfs: één.
Zo.
En je merkt meteen: het leest anders. Alsof iemand tegen je praat in plaats van een essay voorleest. ChatGPT doet dit niet vanzelf, maar als je het vraagt – of zelf achteraf aanpast – wordt je tekst stukken frisser.
Alles begint met een goede prompt (of een goede bui)
Wil je dat ChatGPT je helpt bij een artikel dat écht van jou is? Dan moet je meer geven dan alleen “schrijf een blog over AI.” Zeg wat je wilt bereiken. Vertel wie je bent. Geef voorbeelden uit je eigen leven. En als je geen zin hebt om dat allemaal netjes in zinnen te zetten, gooi dan gewoon wat steekwoorden in de chat. “Ben 71. Gebruik ChatGPT sinds vorig jaar. Eerst alleen om recepten op te zoeken. Nu ook voor blogs en LinkedIn. Was eerst sceptisch. Nu vind ik het best leuk.”
Laat ChatGPT daar maar iets van maken. En dan ga jij daarna met de bezem erdoor.
Mag het ook een beetje leuk zijn?
Natuurlijk. Juist. Wie zegt dat informatief ook saai moet zijn? Een tekst die af en toe even glimlacht, een zinnetje dat knipoogt, een anekdote die nét op het randje zit – dat maakt het allemaal fijner om te lezen.
Laatst schreef ik in een blog: “Ik gebruik ChatGPT nu zelfs om te checken of mijn kleindochter haar spreekbeurt niet stiekem door AI laat schrijven.” Prompt kreeg ik van een lezer de reactie: “Haha, die AI-herkenning is inderdaad een dingetje.” Dan weet je: je hebt iemand geraakt.
Tot slot: laat zien dat je mens bent
In een wereld waarin steeds meer content door machines wordt gemaakt, is je eigen stem misschien wel het waardevolste wat je hebt. Gebruik ‘m. Vertel je verhaal. Schrijf zoals je praat. Lach om je eigen fouten. En als ChatGPT helpt om dat op papier te zetten, prima. Maar zorg dat het jouw verhaal blijft.
Ik zie ChatGPT niet als concurrent. Integendeel – het is mijn kladblok, sparringpartner en digitale schrijfhulp in één. Maar ik blijf aan het stuur. En jij hopelijk ook.
Wil je zelf aan de slag? Probeer het. Gooi een persoonlijke ervaring in ChatGPT, vraag om een blog in jouw stijl, en herschrijf tot je zegt: ja, dít klinkt als mij. En als je daar hulp bij wilt: stuur me gerust een berichtje of kijk even op tonhaex.nl – daar deel ik vaker van dit soort inzichten, mét een knipoog.
En nu jij. Hoe klinkt jouw stem, met een beetje hulp van AI?
WIL JE OP DE HOOGTE BLIJVEN?
Dan is dit iets voor jou
